Tarik  Sadouma in het voetspoor van Boris Vian en ‘Tabou’

Foto:

Kunstenaar Tarik  Sadouma lijkt het voetspoor te volgen van Boris Vian en ‘Tabou’

Ieder tijdperk heeft zijn framework van normen en waarden. Wie zich buiten het afgetekende kader begeeft zal onherroepelijk worden teruggefloten. De krachten binnen het framework zullen de ‘valsspelers’ als ‘revolutionair’ bestempelen en de verenigde krachten zullen hen vernietigen.

Dit was hoe de Amerikaanse politieke mastodont Henry Kissinger de politiek ten tijde van Napoleon beschreef. De Britse en Oostenrijkse politici Castlereagh en Von Metternich moesten ‘dealen’ met de revolutionaire maar talentvolle Napoleon. Door alle krachten binnen het framework (de oude monarchieën) te verenigen slaagden zij er in dit kind van de Franse Revolutie te vloeren. Hij werd gekneveld afgevoerd naar een tropisch eiland.

In de kunstwereld is het niet anders. In het interview in Zomergeesten, een overduidelijk parodie op Zomergasten, een filmproductie van Michiel Lieuwma met van de Egyptische Nederlandse kunstenaar Tarik Sadouma, wordt gespeeld met dit framework. Ambivalentie is het toverwoord hier. Enerzijds wordt er natuurlijk gespeeld met ‘hoe het hoort’ – de interviewer heeft een ‘VPRO-pak’ aan – anderzijds zit Tarik Sadouma er zwaar inhalerend naast in een pose welke me op eerste blik direct aan Theo van Gogh deed denken. Briljant, maar tegelijkertijd de dorpsgek. Iemand die immer de boel wil opschudden relativeert ook zichzelf. Maar belangrijker nog, het framework heeft Sadouma nooit gepruimd. ‘Ik ben nog nooit door iemand geïnterviewd’, zegt hij zo terloops dat het geënsceneerd moet zijn. Maar dat maakt het niet minder waar. Hokjesgeest treft ook de slimsten van ons, en ook de cultuur van Nederland heeft zich niet ontdaan van Kissingers framework. Sterker nog, soms lijkt het juist er op dat de artistieke wereld uit een onuitgesproken codex bestaat. De naam Sadouma bevindt zich voorlopig in de apocriefe geschriften en is nog niet op het pluche beland.

Een van de redenen dat Sadouma nog niet salonfähig is komt door de ‘schending van de goede zeden,’ dit vernam ik kort voor een nieuwe climax, veroorzaakt door een discutabel experiment.  Ik was uitgenodigd bij prof. Paul Cliteur in Amsterdam, waar onder andere ook Raisa Blommesteijn bij aanwezig was. We vierden de komst van een nieuw boek, Westerse schuld, waarbij verschillende auteurs de destructieve westerse zelfkastijding onder de loep namen, waarbij alle kwaad van de wereld omarmd en cultureel en etnisch werd toegeëigend en toegewezen. (Het was allemaal de schuld van ‘de blanke man’ en in mindere mate ook de blanke vrouw). Maar voordat we van wal staken over de bundel vroeg Cliteur ‘heb je het al gehoord van Sid?”. Het klonk serieus en dat was het ook. Auteur en ‘rechtse’ publicist Sid Lukkassen had zich in een onbezonnen moment laten overhalen (had zich aangemeld) om deel te nemen aan een kunstenaarsproject van Kirac waarbij een ‘linkse vrouw’ (Jini) de politieke kloof wilde overbruggen door seks te hebben met ‘rechtse mannen’. Hoe het contact tot stand kwam werd mij niet helemaal duidelijk, ging het via ‘Geen stijl’  of via een vrouwelijke imam? Deze laatste voelde  zich later ook zelf gemanipuleerd in dit proces of in elk geval terug te schrikken voor de gevolgen. Want die gevolgen waren er, de publicist belandde voor lopende camera namelijk naakt op het bed met de vrouw. Later kwam hij tot inkeer en stortte het fundament voor even onder hem vandaan. Zeer ongemakkelijk tv was het gevolg.

De kijker werd zondermeer meegesleept in de achtbaan die volgde. Op het oog leek het chaotisch, met weinig kop of staart. Maar daarmee zouden we Kirac en Sadouma toch te kort doen. Hoe kwam iemand er namelijk toe alle conventies opzij te schuiven en mee te gaan in dit toch wel bizarre specktakel. Hier komt, wonderlijk genoeg, hetzelfde framework weer boven tafel. Lukkassen was terecht gekomen in een setting waarin iedereen dit een ‘volkomen normale gang van zaken’ leek te vinden. De mens is een flexibel wezen en aanpassing volgde bijna automatisch. Dus waar de kijker, vanuit eenzelfde framework, maar dan van de maatschappij-toekijkt en huivert, werkte het hier legitimerend en ondersteunend. Daarnaast en dat pleit voor Sadouma, werd Lukkassen niet zozeer gemanipuleerd (al gebruikt Sadouma dat woord zelf wel in een terugblik) en op een verkeerd been gezet, maar maakt hij veel meer gebruik van de romantische inborst van Lukkassen. Alles was er al, men hoefde Lukkassen alleen de juiste atmosfeer en omgeving te bieden. Ook de aanschaf van een ‘ridderlijk’ sieraad voor de vrouw, paste in dat geheel. Omdat Lukassen door dit alles in zijn persoonlijke bubbel bleef, was er aan het einde van de dag ook weinig aan de hand. Lukassen verbleef na de première in hartje Amsterdam een tijdje buiten beeld in het buitenland, maar liet mij al heel snel weten als zijn uitgever, dat hij de ‘morele overwinnaar’ was.

En ergens is dat ook zo. Juist omdat Sadouma’s werk geen ‘ontmaskering’ was, maar eerder een ‘bevestiging’ werd Lukkassen simpelweg neergezet als de eigen identiteit die ieder mens is en wie zijn wij om daarover te oordelen. Daarbij gaf het een heel mooie extra inkijk in de intellectuele man die iedereen al kende. Voor Kirac en Sadouma pakte het minder mooi uit. De outsiders die de film keken en later de stukken in de pers zagen, begrepen natuurlijk dat hier heel veel maatschappelijke en culturele codes waren gebroken. Beroepsactivisten demonstreerden al voordat ze de film hadden gezien.  Er hing de geur van misbruik, prostitutie, manipulatie en politieke afrekening. De vraag is of dat zo was. Wat de documentaire in mijn ogen vooral liet zien was dat de zogenaamde culturele codex, het framework, erg plooibaar was en zich in feite schikt naar de meest dwingende stem.

Ophef (en geen interviews) waren zoals altijd het gevolg. Dergelijke films en het ontstane ongemak maken de psyche zichtbaar en tonen de ingewikkelde bedrading van de geest. Een van de zelfopgelegde doelstellingen van Sadouma is de bestaande hiërarchie tegen het licht te houden. De macht regeert altijd korzelig en soms zelfs gewelddadig op impertinente vragen, terwijl men naar buiten toe ‘de wilde en vrije geest’ viert. Sadouma’s wereld is een vuist tegen de restricties die er zijn, zichtbaar en onzichtbaar. Zichtbaar, want ze schrijven over je, onzichtbaar, want je komt zelf niet aan het woord.

In zijn schilderwerk en de filmproducties werkt Sadouma aan een antwoord. Het doet me denken aan Boris Vian in zijn wilde Parijse jaren. Hij was van de eerste generatie na de Tweede Wereldoorlog en men hunkerde naar een doorbreking van de conventies en de somberheid, de dodelijke discipline die er door de oorlog was ingeslopen. In de kelders van de Tabou aan Rue Dauphine creëerde men zijn eigen catacomben van de vrijheid. Muziek, kleding, kunst, film en theater waren de wapens waarmee de vernieuwing werd ingezet. Toen Sartre en de Beauvoir daar onverwachts een bezoek brachten was er zowel extase als verwarring. Was het centrum naar de periferie opgeschoven of had het centrum de periferie uiteindelijk verzwolgen? Wat mensen die zich niet dienstbaar maken aan het framework altijd vergeten is dat uiteindelijk iedereen horig is aan de tijdsgeest. Zelfs als men afgewezen wordt is het de tijdsgeest die bepaalt. Voor meelopers is er al helemaal geen alternatief. Voorlopig stapelt Sadouma’s werk zich op in het magazijn, onbegrepen door de tijdsgeest, maar wel roepende. Het wachten is op de Sartre die afdaalt en de hand reikt. De daaruit opkomende kwellende vraag is of dit het begin of het einde is? Met de erkenning sneuvelt de revolutie. Wat mij betreft mag de schemerzone nog wel even aanhouden.

 

Perry Pierik

Cookieinstellingen