In steeds meer Nederlandse gemeenten krijgt het criminele verleden van burgers een rol in waar zij mogen wonen. Wat ooit werd ingezet als instrument om veiligheid te borgen, blijkt nu sluipenderwijs te bepalen wie waar kan wonen een ontwikkeling die vragen oproept over eerlijkheid, rechtsgelijkheid en maatschappelijke uitsluiting. Recent onderzoek uit 2025 toont aan dat deze trend ernstiger is dan gedacht en snijdt diep in het vertrouwen van burgers in gemeentelijk beleid.
Een publieke rapportage uit februari 2025 onder een cohort van zeven gemeenten maakt duidelijk dat screeningprogramma’s steeds verder reiken in het dagelijkse leven van inwoners. Bij aanvragen voor sociale huurwoningen of woon urgente pakketten wordt vaker gewezen (specifiek of indirect) naar iemands strafrechtelijke verleden, zelfs wanneer die veroordelingen beperkt of lang geleden plaatsvonden (tweedekamer.nl). Het Nederlands Jeugdinstituut wijst in diezelfde rapportage op de risico’s van vroege labeling: “Aanwezigheid van criminaliteit in de wijk, criminele vrienden en eerder crimineel gedrag zijn belangrijke risicofactoren voor jeugdcriminaliteit.”
Wat opvalt, is dat deze screeningprocedures oorspronkelijk bedoeld voor hoge functies of georganiseerde criminaliteit nu worden toegepast in routinematige besluiten over wonen. Daardoor ontstaat een vrijwel permanente stempeling die mensen op de lange baan stuurt.
Oorspronkelijk diende screening als instrument voor integriteitsgevoelige functies, zoals onderwijs, defensie of andere sectoren waarbij vertrouwen cruciaal is. Daarbij wordt gebruikgemaakt van een VOG (Verklaring Omtrent Gedrag), waarbij Justis op basis van objectieve en subjectieve criteria bepaalt of iemand een verklaring krijgt. Maar deze toets behoort in principe niet gesteld te worden aan toegang tot woonruimte.
In 2025 blijkt echter dat gemeenten soms al bij feitelijke aanwezigheid of bewijs van oud strafbaar gedrag inwoners beletten bepaalde woonkeuzes te maken. Dit werpt de vraag op hoe ver screening mag gaan voordat ze de basis van sociale inclusie ondermijnt. Waar ligt de grens tussen veiligheid en uitsluiting?
De gevolgen zijn verstrekkend: mensen met een voormalig strafblad kunnen worden geblokkeerd bij het zoeken naar geschikte of betaalbare woonruimte. Zij belanden sneller in urgente of noodopvang, ver van hun sociale netwerk, werk of school. Hierdoor neemt sociale ongelijkheid toe een verontrustende ontwikkeling, niet alleen voor individuele burgers, maar ook voor de veerkracht van wijken en gemeenschappen.
Tegelijk werkt deze praktijk stigmatiserend, zeker wanneer sprake is van verouderde of relatief lichte veroordelingen. Alleen al de wetenschap dat je al eens veroordeeld bent kan je woonmogelijkheden drastisch inperken, zonder dat er sprake is van recente of relevante risico’s voor de samenleving.
De recente onderzoeksbevindingen uit 2025 laten helder zien dat het huidige screeningsbeleid op gemeentelijk niveau vraagt om herbezinning. Veiligheid is cruciaal, maar moet niet sluipenderwijs ingezet worden als instrument om kwetsbare groepen uit te sluiten of op afstand te houden. Gemeentes staan voor de taak dit beleid zorgvuldig af te wegen, zodat zowel veiligheid als sociale rechtvaardigheid gewaarborgd blijven.
Een gezonde woonomgeving is immers niet alleen veilig, maar ook inclusief, toekomstgericht en rechtvaardig juist voor mensen die in het verleden een misstap hebben begaan en de samenleving willen herontdekken.
Voor meer informatie en de volledige rapportage